1. Alle deelnemende paarden worden zowel vóór, tijdens als na de wedstrijd door een wedstrijddierenarts gekeurd waarbij het paard in zodanige conditie dient te zijn dat het ‘fit to continue’ is.
2. Het is de verantwoordelijkheid van de deelnemer het paard tijdig aan te bieden voor veterinaire keuringen.
3. Bij een keuring mag een paard uitsluitend met halster of hoofdstel voorgebracht worden. Het harnachement mag uitsluitend in de vetgate van het paard gehaald worden. Bij een herkeuring en direct na de finish in de impulsrubriek/klasse I mogen paarden gezadeld zijn, tenzij de official/wedstrijddierenarts anders beslist.
4. Tijdens de keuringen wordt tenminste het volgende gecontroleerd: hartslagfrequentie (gelijk aan 60 slagen of lager per minuut), ademhaling, slijmvliezen/CRT, turgor, borborygmi, spiertonus, rug/schoft, wonden/drukkingen/ mondhoeken, hoeven/hoefbeslag, locomotie en algehele indruk.
5. Bij de voorkeuring wordt gekeken of is voldaan aan de bepalingen betreffende vaccinaties zoals omschreven in het Algemeen Wedstrijdreglement.
6. Het beoordelen van de locomotie dient door een wedstrijddierenarts te gebeuren. Bij afkeuring op locomotie kan de deelnemer een second opinion vragen van een andere wedstrijddierenarts in functie, mits dit het verloop van de wedstrijd niet beïnvloedt. De second opinion dient direct na de afkeuring door de dierenarts, aangevraagd te worden door de deelnemer. Bij verschil in inzicht is het oordeel van de hoofdwedstrijddierenarts bepalend.
7. Het is tijdens de veterinaire keuring niet toegestaan handelingen te verrichten, die de hartslagfrequentie van het paard kunnen beïnvloeden, dit ter beoordeling van de wedstrijddierenarts.
8. De uitspraken van de hoofdwedstrijddierenarts zijn bindend. De wedstrijddierenarts brengt verslag uit aan de jury, die bevoegd is richting deelnemers eventuele verdere maatregelen te nemen.
9. De wedstrijddierenarts heeft de mogelijkheid de toestand van het paard verder te evalueren met het uitvoeren van een Ridgway trot. De Ridgway trot geeft een indicatie over het herstelvermogen van het paard. De hartslagfrequentie wordt opgenomen, direct daarna draaft het paard 40 meter heen en terug. Een tweede hartslagfrequentie wordt geteld 60 seconden na het begin van de draf.
10. Voor alle paarden of voor een enkel paard kan op elk willekeurig moment van de wedstrijd een keuring door een wedstrijddierenarts plaatsvinden. De wedstrijddierenarts bepaalt hoe de keuring verloopt.
11. Een om veterinaire redenen afgekeurd paard dient in een trailer of veewagen vervoerd te worden naar het wedstrijdterrein. Paarden die voor of tijdens de wedstrijd worden uitgesloten van deelname, mogen gedurende de wedstrijd niet op het wedstrijdterrein en/of parcours bereden worden. De nakeuring en transportkeuring worden uitgevoerd door de wedstrijddierenarts. Pas na diens toestemming mag het paard het wedstrijdterrein verlaten.
12. Elke (medische) behandeling van een paard tijdens de wedstrijd kan leiden tot uitsluiting of diskwalificatie dit ter beoordeling van de hoofdwedstrijddierenarts. Indien behandeling noodzakelijk is dient de hoofdwedstrijddierenarts te bepalen of de behandeling reden tot uitsluiting of diskwalificatie geeft. De hoofdwedstrijddierenarts adviseert de jury hierover.