Mennen Artikel 473 - Hindernissen

1. ENKELVOUDIGE HINDERNISSEN
Twee kegels met een bal of een Oxer (zoals in de vaardigheid) vormen een enkelvoudige hindernis.
2. MARATHONHINDERNISSEN
Bij marathonhindernissen moet er op iedere enkele paal, driehoek of vierkant enz. afrijdbare elementen in de hindernis geplaatst worden. Maximaal 1 afrijdbaar element per iedere enkele paal, driehoek of vierkant enz. Hierbij dient wel lid 5b van dit artikel in acht genomen te worden.
3. WATER EN BRUGGEN
Waterhindernissen en bruggen worden als marathonhindernis beschouwd en beoordeeld. Waterhindernissen mogen niet dieper zijn dan 20 cm, voorzien van schuine kanten en tenminste 3 meter breed en 6 meter lang zijn. Aan beide zijden mogen hindernissen gebouwd zijn met poorten van A t/m E. Bruggen moeten van een deugdelijke constructie zijn met een trechtervormige aanleuning/vleugels aan de zijde van de ingang en de uitgang. Het brugdek mag niet meer dan 35cm boven de grond komen. De minimale breedte van het brugdek moet 275cm zijn. De in- en uitgang moet minimaal 3 meter breed zijn. De leuningen moeten tenminste 110 cm boven het loopvlak van de brug zijn aangebracht en moeten aansluiten op de trechtervormige aanleuningen. De brug mag niet korter dan 6 meter en niet langer dan 10 meter zijn. De brug moet in een rechte lijn aangereden kunnen worden. De brug kan van beide zijden worden gebruikt als enkelvoudige hindernis maar ook als onderdeel van een combinatie in een marathonhindernis. Één paar kegels moet deel uitmaken van de brug en minimaal 180cm en maximaal 200cm uit elkaar zijn. Indien de brug van beide zijden wordt gereden bijvoorbeeld nr. 4 en ander zijde nr. 12, worden deze hindernissen nooit geneutraliseerd; een afgeworpen bal wordt dus altijd bestraft. Als de bal wordt afgeworpen of kegel en bal worden bij het oprijden verplaatst, wordt dit bij het verlaten van de brug direct hersteld zonder dat hiervoor gebeld wordt of de tijd stopt (geen strafseconden voor het herstellen van de hindernis).
4. AANTAL MARATHONHINDERNISSEN
In een parcours mogen maximaal 3 marathonhindernissen zijn opgenomen. Het totaal aantal hindernissen dat maximaal mag worden opgesteld is afhankelijk van de afmetingen van de wedstrijdring en is in artikel 472.2 nader vastgelegd.
5. NUMMERING EN MARKERING VAN DE HINDERNISSEN
a. Enkelvoudige hindernissen
De markering bestaat uit rode en witte borden, hoezen of banden, die de richting aanduidt waarin de doorgang genomen moet worden, rood rechts, wit links. Het nummer moet voldoende groot zijn (hoogte tussen 15 cm en 20 cm) en moet op 15 cm afstand van de kegels worden geplaatst, met uitzondering van de hoezen die over de kegels geplaatst worden. Het nummer en de markering mogen gecombineerd worden op één bord of hoes. Bij een parcours type ‘Speel uw Spel’ blijven de nummers en richtingsmarkeringen achterwege. De aan een doorgang toegekende waarde in punten wordt op een bord/hoes, rechts van de doorgang geplaatst, gezien vanuit beide rijrichtingen.
b. Marathonhindernissen
Een marathonhindernis is eveneens genummerd en alle verplichte doorgangen zijn duidelijk met een rode en witte band gemarkeerd en voorzien van een letter A t/m E, die de volgorde en richting waarin de doorgangen moeten worden genomen, aanduiden. Op elk van de elementen waaruit de hindernis is opgebouwd, kan een af te rijden bal, houten klos of gelijkwaardige voorziening worden geplaatst. Bij vaste elementen is dit verplicht, zie lid 2 van dit artikel. De hoogte van elke verplichte doorgang in de marathonhindernis moet minimaal 110 cm zijn. In de verplichte doorgang mag geen enkel element lager zijn dan 110 cm. 
c. Meervoudige hindernissen zoals zig-zag, wave, slalom, speedbox, L en U zijn niet toegestaan.

6. HINDERNISBREEDTE
De doorgangen tussen de enkelvoudige kegelhindernissen en de verplichte doorgangen in een marathonhindernis zijn volgens onderstaande tabel bepaald:

Rubriek:                         Kegels:                     Marathonelementen:
Enkelspan pony             Max. 180 cm.           Min. 300 cm.
Tweespan pony             Max. 180 cm.           Min. 300 cm.
Tandem pony                 Max. 180 cm            Min. 300 cm
Vierspan pony                Max. 180 cm            Min. 300 cm
Enkelspan paard           Max. 180 cm            Min. 300 cm
Tweespan paard           Max. 180 cm            Min. 300 cm
Tandem paard               Max. 200 cm            Min. 300 cm
Vierspan paard              Max. 200 cm            Min. 300 cm

In bovenstaande rubrieken wordt, onafhankelijk van individuele verschillen in spoorbreedte van de rijtuigen, uitgegaan van standaardbreedten voor de hindernissen. 

Naar het volgende artikel