Stalling & Weidegang
Een gezond paard is een blij paard. Goede huisvesting en goede verzorging is daarom erg belangrijk. De KNHS volgt en promoot daarin de richtlijnen uit de Gids voor Goede Praktijken van de Sectorraad Paarden. Deze gids is opgesteld in opdracht van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie (EL&I).

Huisvestingsvormen
De huisvesting moet voldoen aan de natuurlijke behoeften van het paard. Zorg in ieder geval voor voldoende beweging, frisse lucht, veel kleine porties eten en gezelschap van soortgenoten.
Weidegang
Een ruime weide met beschutting tegen extreme weersomstandigheden is de meest natuurlijke vorm van huisvesting voor het paard. In Nederland krijgen vooral groepen jonge paarden in de opfokperiode volledige weidegang, maar elk paard kan in principe dag en nacht in de weide worden gehouden zolang hij maar kan schuilen tegen regen,wind en zon. Weidegang is de meest natuurlijke huisvesting, maar niet altijd mogelijk. In dat geval zijn er verschillende andere mogelijkheden.
Groepshuisvesting en loopstallen
Voor grotere 'vaste' groepen paarden is een loopstal heel geschikt. Dit is een grote gemeenschappelijke ruimte die paarden behalve sociaal contact ook meer bewegingsvrijheid biedt. In de opfokperiode verhuizen fokmerries en jonge paarden 's winters vaak naar een loopstal als de weide te drassig wordt. Verschillende kleine groepen paarden kunnen ook in een gemeenschappelijk onderkomen verblijven. Dit is ook een soort loopstal, onderverdeeld in meerdere ruimten, zoals een eet- en liggedeelte, zodat de paarden gestimuleerd worden om meer te bewegen.
Boxen
De meeste rijpaarden staan in een box of stal. Het is een verblijf voor één paard en biedt, als het goed is, een droge, schone ligplaats met voldoende ventilatie en licht. Open stallen hebben de voorkeur. Dit zijn stallen die aan een paddock grenzen en het paard de keuze geven binnen of buiten te zijn. Het biedt veel frisse lucht en bewegingsruimte. De drink-, eet- en ligplaats zijn dan bijvoorbeeld alleen te bereiken door buiten om te lopen. Soms is een dichte stal de enige optie. Geen nood, ook die stal kan aan de natuurlijke behoeften tegemoet komen. Misschien kun je de bovenste helft van dichte wanden vervangen door spijlen, zodat paarden elkaar kunnen zien. Zet zoveel mogelijk de bovendeur open zodat je paard niet alleen afleiding, maar ook lekker veel frisse lucht heeft.
Weer naar buiten, hoe pak je dit aan?
Als de lente begint en het zonniger en droger wordt, gaan de meeste paarden weer vaker) op de wei. Hoe pak je dat aan?
Giftige planten
Controleer je wei voor de zekerheid op giftige planten zoals jacobskruidskruid, vingerhoedskruid, taxus en spruiten van de esdoorn (zie PDF bij downloads voor meer informatie).
Langzaam wennen
Paarden zijn planteneters met een lang en gecompliceerd maag-darmkanaal. Ze zijn daardoor gevoelig voor rantsoenwisselingen en daarom is het belangrijk om veranderingen voorzichtig in te voeren. Laat paarden langzaam wennen aan de wei om diarree, koliek en hoefbevangenheid te voorkomen. Geef op stal eerst hooi en begin met een uurtje weidegang per dag. Bouw dat rustig op, bijvoorbeeld met een kwartier of half uur per dag. Stripbegrazen is ook een optie. De wei wordt dan met een draadje afgezet zodat de paarden niet teveel vers gras tegelijk binnen krijgen. De draad verzet je dan iedere dag een stukje.
Fructaan
In koude nachten in het voorjaar ligt de stofwisseling van het gras deels stil. Komt die weer op gang, dan wordt er fructaan (suiker) geproduceerd. Paarden kunnen niet goed tegen teveel fructaan. Zo is uit onderzoek gebleken dat er een verband is tussen hoog fructaangehalte in gras en hoefbevangenheid. Hoeveel fructaan er in het gras zit hangt af van bijvoorbeeld de temperatuur, de lichtintensiteit, het type gras en de bemesting.
Er is een online fructaan-index die een indicatie geeft van de mogelijke hoeveelheid fructaan in het gras. De voorspelling wordt gemaakt aan de hand van de temperatuur en de hoeveelheid zonneschijn. Hierbij wordt géén rekening gehouden met factoren als het soort gras, de beschikbaarheid van voedingsstoffen en water, maar het geeft je wel een idee over het risico op een hoog fructaangehalte.
Op gewicht blijven
Het is altijd belangrijk om in de gaten te houden of je paard niet te dik of te dun wordt. Een sober ras als een Fries, IJslander of Shetlander wordt al snel te dik in een matig goede wei, terwijl een sportpaard soms juist niet genoeg energie kan opnemen. Als paarden voor hun voedsel volledig afhankelijk zijn van de wei, hebben ze, afhankelijk van de omstandigheden, 0,4 tot 0,8 hectare per volwassen paard nodig.
Water
Zorg voor voldoende drinkwater. Een automatische drinkbak in de wei is het mooiste, maar een veilige drinkbak voldoet ook. Controleer dagelijks of er voldoende water is en ververs het water minimaal 2x per week. Een oude badkuip als drinkbak is niet geschikt: een grote hoeveelheid stilstaand water is een broedplaats voor muggen.
Schuilen
Insecten en felle zon zijn vervelender voor paarden dan regen. Het is daarom altijd fijn als er in de wei een schuilmogelijkheid is of als er langs de wei bomen of struiken staan voor beschutting. Verder is het belangrijk dat alle paarden, zeker als ze 24 uur per dag buiten zijn, droog kunnen liggen. Is je paard of pony gevoelig voor staart- en maneneczeem, leg dan zo snel mogelijk een insectendeken op. Gaan ze eenmaal schuren, dan ben je al te laat.
Afmetingen stal
Hoe groter de box, hoe beter voor het paard. Het gaat dan niet alleen om de vloeroppervlakte, maar ook om de hoogte. Voor de veiligheid moet een boxwand minimaal 2,20 meter hoog zijn. Ook het plafond moet hoog genoeg zijn. Een paard moet zich vrij kunnen bewegen zonder zich te stoten. Een hoger plafond komt ook het stalklimaat ten goede. Hoe minder beweging het paard dagelijks krijgt, hoe groter de box moet zijn.
Het paard heeft hoe dan ook dagelijks beweging nodig, ook als een paardenbox de minimale afmetingen heeft en zelfs als de stal groter is dan dat. Nog een afmeting om rekening mee te houden: die van de deur. Jij en je paard moeten immers veilig de stal in en uit kunnen lopen. Houd dus een minimale breedte aan van 1,30 meter en maak het 2,20 meter hoog. Houd ook rekening met de draairichting. Je leidt het paard meestal aan je rechterhand dus zorg dat jij tussen de deur en het paard kunt staan en de deur kunt openhouden. De deur draait dan dus naar links.
Schuifdeuren zijn een veilig alternatief, zolang je ze helemaal open schuift. Staldeuren moeten uiteraard ook goed sluiten en niet te openen zijn door handige paarden. Bevestig daarom aan de onderkant van de deur een extra sluiting. Dit verkleint ook het risico dat het paard de deur naar buiten drukt of met een voet klem komt te liggen tussen de deur als hij gaat rollen. Voor de hele stalinrichting geldt natuurlijk dat het zo geconstrueerd moet zijn, dat een paard zich niet kan verwonden.
Stalklimaat
Het stalklimaat wordt bepaald door lucht en ventilatie, de inhoud van de ruimte, licht, temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid. Maar ook strooiselsoorten en hygiëne hebben een grote invloed. Een slecht stalklimaat kan luchtwegproblemen veroorzaken bij het paard en deze aandoeningen zijn in veel gevallen niet meer te genezen. Goede ventilatie is dus van levensbelang voor paarden.
Je kunt op twee manieren ventileren: op de natuurlijke manier met open ramen, deuren en een open nok, of mechanisch met ventilatoren. Natuurlijke ventilatie lijkt een voor de hand liggende keuze, maar dat is niet zo. Het werkt immers beduidend minder als het windstil is. Een luchtstroom in de stal laat zich sturen. Frisse lucht komt binnen via deuren en openingen in de wanden. Deze lucht wordt opgewarmd door de paarden en stijgt dan samen met afvalgassen zoals ammoniak boven naar de nok, waar het naar buiten verdwijnt via een opening. Wanneer de lucht in de stal onvoldoende wordt afgevoerd, kan het de luchtwegen van het paard schaden. Wanneer de luchtstroom te snel voorbij trekt, ontstaat tocht en kan het paard verkouden worden en gaan hoesten. Ook licht is onderdeel van het stalklimaat. Met lichtdoorlatende platen in het dak en voor de ramen kun je veel daglicht binnen laten komen.
Licht heeft bovendien een goede invloed op de stofwisseling van paarden en de vruchtbaarheid van merries. De staltemperatuur moet de buitentemperatuur volgen, maar wel de extremen verminderen. De temperatuur op stal moet zowel de verschillen van de jaargetijden volgen, als de verschillen tussen dag en nacht. De optimale temperatuur voor paarden die prestaties moeten leveren, ligt tussen de tien en vijftien graden Celsius. Voor paarden in de opfok mag dit wat lager zijn.
De meeste sportpaarden hebben overigens ook geen enkel probleem met een wat lagere temperatuur. Een goede luchtvochtigheid maakt het stalklimaat compleet. De aanbevolen relatieve luchtvochtigheid in de stal is zestig tot tachtig procent. Dit kun je eenvoudig meten met een hygrometer. Vochtige en warme lucht is erg slecht, omdat virussen zich dan optimaal kunnen verspreiden. Bedenk dat het paard door te ademen en zweten per dag zes tot tien liter water verdampt. Stalventilatie helpt tegen een bedompte lucht.
Ruimtelijke ordening
Paardensport is een schitterende tak van sport die veel verschillende vormen kent. Maar één ding heeft elke vorm van paardensport gemeen: je hebt ruimte nodig om de sport te kunnen beoefenen. Ruimte voor de stalling van je paard en ruimte voor de training van je paard. Omdat we in Nederland deze ruimte moeten delen met ruim 16 miljoen anderen, zijn er regels opgesteld om deze ruimte zo goed mogelijk te benutten en rekening met elkaar te houden.
Het kan voorkomen dat je gemeente een besluit neemt, waar je het niet mee eens bent. In zulke gevallen kan je bezwaar indienen of zelfs in beroep gaan. Hieronder staan enkele veel gestelde vragen over inspraak, bezwaar en beroep bij ruimtelijke ordening.
Hoe kan ik inspraak krijgen om bijvoorbeeld het buitenrijden veiliger te maken?
Iedereen geniet van het maken van een mooie buitenrit met paarden. Maar dan moeten er geen gevaarlijke verkeerssituaties zijn, zoals gevaarlijke bermen en oversteekplaatsen. Je kan een gevaarlijke berm paardvriendelijker maken door een afscheiding te plaatsen of door meer ruimte te creëren door struiken te snoeien en het verplaatsen van verkeersborden. Ook kan je een oversteekplaats veiliger maken door bijvoorbeeld de oversteekplaatsen te verleggen of door het plaatsen van borden die de oversteekplaats aan de overige verkeersdeelnemers duidelijk van te voren aangeeft. Al deze aanpassingen zijn alleen mogelijk als de eigenaar van de berm en/of weg meewerkt. Daarom moet je altijd bij de gemeente zijn. Zoek uit welke wethouder verantwoordelijk is en of er eventueel raadscommissies zijn voor dit onderwerp. Vervolgens kan je een brief schrijven waarin je de problemen en de mogelijke oplossingen aankaart. Sluit bij deze brief eventuele andere schriftelijk stukken die je kunnen ondersteunen bij het overleg. Bij dit soort kwesties kan je heel goed een KNHS regioconsulent inschakelen. Zij komen op voor de belangen van de paardensport op lokaal niveau. Zij weten precies aan welke touwtjes ze kunnen trekken om ontwikkelingen op gang te krijgen.
Wat kan ik doen als ik het niet eens ben met een beslissing van de gemeente?
Wanneer je het niet eens bent met een beslissing van je gemeente kan je bezwaar maken. Dit moet je binnen zes weken na het bekend maken van de beslissing schriftelijk indienen. De gemeente moet de beslissing dan opnieuw bezien en toelichten. Ben je het daar nog niet mee eens, dan kan je in beroep gaan bij een rechter (een zogenaamde bestuursrechter). Ben je het niet eens met de uitspraak van de rechter, dan kan je in hoger beroep gaan bij de hoogste instantie, de Raad van State. In sommige gevallen gelden afwijkende regels voor het maken van bezwaar en beroep. Lees daarom altijd goed wat in een beslissing van de gemeente staat vermeld over de bezwaar- en beroepsmogelijkheden. En win zo nodig advies in bij bijvoorbeeld het Juridisch Loket.
Meer informatie vind je op www.rijksoverheid.nl met de zoekwoorden 'bezwaar' en 'beroep'.
Wat kan ik doen als ik het niet eens ben met een nieuw bestemmingsplan van de gemeente?
Wanneer je het niet eens bent met een nieuw bestemmingsplan van je gemeente, kan je bezwaar maken. Dit bezwaar (of zienswijze) moet je schriftelijk indienen op het moment dat het conceptbestemmingsplan ter inzage ligt en voordat de gemeenteraad het conceptplan bespreekt om het vast te stellen. Heb je in deze periode geen schriftelijk bezwaar ingediend, dan verlies je in de rest van de procedure het recht van spreken. De gemeenteraad kan met je bezwaren rekening houden en het concept eventueel aanpassen. Nadat de gemeenteraad het bestemmingsplan heeft vastgelegd, stuurt de gemeente dit naar de provincie voor goedkeuring. Wanneer de gemeenteraad je bezwaren niet heeft overgenomen, kan je opnieuw schriftelijk bezwaar indienen bij de provincie. Als je dan niet eens bent met de reactie van de provincie en het door de provincie goedgekeurde bestemmingsplan, kan je in beroep gaan bij de hoogste instantie, de Raad van State.
Meer informatie vind je op www.rijksoverheid.nl met het zoekwoord 'bestemmingsplan'.
Bouwen en bouwvergunningen
Je mag niet zomaar een rijbaan of stallen bouwen voor je paarden. Hiervoor heb je vaak een vergunning nodig. Hieronder vind je een aantal veel gestelde vragen ten aanzien van bouwen en bouwvergunningen.
Moet ik een vergunning aanvragen als ik een buitenrijbaan wil aanleggen?
Afhankelijk van het bestemmingsplan van je gemeente en het wel of niet hebben van een zogenaamd 'bouwblok' heb je wel of geen vergunning nodig. Een buitenrijbaan bestaat uit twee delen: een bodem en een omheining. De gemeente ziet de bodem als een 'werk' en de omheining als een 'bouwwerk'. Voor het aanleggen van een bodem (dus een werk) kan je een aanlegvergunning nodig hebben. Voor het maken van de omheining (dus een bouwwerk) kan je een bouwvergunning nodig hebben. Informeer daarom bij je eigen gemeente wat bij jou van toepassing is. Probeer bij het aanleggen van een buitenrijbaan zoveel mogelijk te werken met natuurlijke materialen, zodat het landschap niet wordt verstoord. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van heggen, houtwallen en door het planten van bomen.
Mag ik een paardenstal bij mijn huis bouwen?
Afhankelijk van het bestemmingsplan van je gemeente mag je een paardenstal bij je huis bouwen. Kijk dan of het is toegestaan om een bijgebouw te bouwen. Een bijgebouw is bijvoorbeeld een garage, maar deze kan je ook hobbymatig als paardenstal gebruiken. Let wel op de afmetingen! Je kan ook een bestaand bijgebouw verbouwen tot paardenstal, als dit toegestaan is in het bestemmingsplan. Als je een stal bouwt, moet je er altijd rekening mee houden dat je buren geen overlast of hinder zullen krijgen van de stal.
Meer informatie vind je op www.rijksoverheid.nl met de zoekwoorden; 'dossier bouwregelgeving', 'onderdeel bouwgids', 'dossier bestemmingsplan' en 'Ruimtelijke Ordening en Bouwen'.
Hoe groot moet een paardenstal minimaal zijn?
Er zijn geen wettelijk voorgeschreven maten voor een paardenstal. Meestal wordt uitgegaan van een minimale grootte in de lengte en breedte van tweemaal de schofthoogte van het paard. Meer informatie over de huisvesting van paarden vind je in het "Handboek Huisvesting Paarden". De informatie in dit handboek is verkregen uit praktijkonderzoek.
Hoeveel paarden mag ik als particulier houden?
Wanneer je paarden particulier houdt, ben je dus niet bedrijfsmatig. Er zijn geen wettelijke voorschiften vastgelegd hoeveel paarden je particulier mag houden. Let wel op dat je bij een grote hoeveelheid paarden te maken kan krijgen met milieuvergunningen en de mestwet.
Gevolgen verkeerde huisvesting
Wanneer de huisvesting van je paard niet tegemoet komt aan zijn natuurlijke behoeften, kan hij gaan weven of luchtzuigen. Maar dat is niet alles. Slechte of verkeerde huisvesting heeft meer gevolgen zoals hoefproblemen, koliek, keelontsteking, rotstraal en virusinfecties. Het is uiteraard het beste al deze problemen te voorkomen. Maar mocht het paard toch last van één van de genoemde problemen krijgen, zie het dan als een teken om nogmaals de huisvesting van je paard te bekijken en de nodige aanpassingen te doen.
Oorzaak: beperking van de bewegingsvrijheid
De doorbloeding van de hoef is afhankelijk van constante beweging. Staat het paard te veel op stal, dan kunnen verschillende hoefproblemen ontstaan door de beperkte doorbloeding en toevoer van voedingsstoffen. De hoef zal vatbaarder worden voor ontstekingen. Ook voor de vorming van gewrichtsvloeistof is beweging nodig. Krijgt het paard die onvoldoende dan heeft dit ernstige gevolgen voor het bewegingsapparaat en kunnen gewrichten gevoeliger worden voor blessures. Paarden die te veel op stal staan, kunnen ook stalbenen krijgen. Vocht en afvalstoffen hopen zich op in de onderbenen doordat de bloedsomloop niet gestimuleerd wordt. Na tien minuten stappen zijn deze stalbenen meestal weer verdwenen.
Zelfs darmactiviteit wordt door beweging gestimuleerd. Een beperking van bewegingsvrijheid, betekent een verstoring van de darmactiviteiten en verhoogt de kans op koliek. In een te kleine stal is de kans op verwondingen groter. Als het paard een keer achteruit trapt, kan bijvoorbeeld een piephak ontstaan.
Oorzaak: gebrek aan hygiëne
Zelfs een matige hygiëne in de stal kan al problemen veroorzaken aan de hoeven. Voorbeelden van aandoeningen zijn rotstraal en hoefzweren. Slechte hygiene verhoogt daarbij de kans op virusinfecties.
Oorzaak: gebrek aan frisse lucht
Stof en ammoniakdampen zijn erg slecht voor de gevoelige luchtwegen van het paard en kunnen ernstige aandoeningen veroorzaken zoals keelontsteking en bronchitis. Worden deze aandoeningen dan ook nog verwaarloosd, dan kan het paard dampig worden, wat vergelijkbaar is met astma.
Oorzaak: verkeerde voeding
Koliek, maagzweren, diarree, hoefbevangenheid en spierbevangenheid worden vaak veroorzaakt door het voeren van beschimmeld of stoffig voer, te weinig ruwvoer, te veel voer of te weinig voerbeurten.
Paardentaal
Een paard wordt als een sociaal dier geboren, maar moet de ‘paardentaal’ dan nog leren. Die taal kan hij het makkelijkst leren als hij tot zijn vierde levensjaar in een groep staat met ruinen en merries van verschillende leeftijden. Als je niet weet of jouw paard sociaal is opgegroeid en de taal kent, kun je hem dus niet zomaar met een groep buitenzetten. Laat hem eerst aan de hand kennismaken met zijn stalgenoten; ga samen rijden, zet ze naast elkaar tijdens het poetsen et cetera. Zet je paard dan naast een aardig paard in twee paddocks. Als dat goed gaat, kun je die twee bij elkaar zetten en als ook dat geen problemen oplevert, kun je ze samen in de groep zetten.
Een paard praat met zijn lichaam. Die lichaamstaal gebruikt hij bij het communiceren met andere paarden, maar ook in zijn relatie met mensen. Aan de positie van hoofd, benen en staart, aan de stand van de oren en de uitdrukking van ogen en mond is af te lezen hoe een paard zich voelt. Door deze lichaamstaal te leren lezen, kun je het paard beter begrijpen, hem beter opvoeden en beter met hem omgaan.
Paarden leerden paardentaal en sociale spelregels in de kudde. Natuurlijk konden ze verschillende geluiden maken, maar elk geluid kon ook onbedoeld roofdieren attent maken op de aanwezigheid van de kudde. Het was dus veiliger om voornamelijk via lichaamstaal met elkaar te communiceren. Het paard heeft die lichaamstaal steeds verder verfijnd. De beweeglijke oren en de gezichtsuitdrukking spelen hierbij een hoofdrol. Door veel naar paarden te kijken, leer jij hun taal ook te begrijpen. En dat is handig, want paarden zijn zeer gevoelig voor lichaamstaal. Ze reageren dan ook direct op de lichaamstaal van de mens. Onbewust, en vaak ook onbedoeld, geven wij met onze lichaamstaal heel veel informatie over onze gemoedstoestand.
Het paard kan met zijn gedrag de gemoedstoestand van de ruiter weerspiegelen. Van een onzekere of angstige ruiter wordt het paard ook vaak onzeker. Of hij reageert juist met verzet en probeert in dat geval de rol van leider van hem over te nemen. Bij een ruiter of verzorger die zelfverzekerd en ontspannen is en zich ook duidelijk en consequent opstelt, voelt ook het paard zich prettiger. Je kunt je eigen lichaamstaal trouwens ook gebruiken tijdens het werken met je paard. Het ‘natural horsemanship’ is daar volledig op gebaseerd. Met de juiste aanwijzingen van jouw lichaamstaal kun je het paard in de gewenste gang en in de gewenste richting laten lopen.
Wil je hier meer over leren? Observeer je paard dan eens een middag als hij met vrienden in de wei staat. Let op het orenspel, de staart, de gezichtsuitdrukking, de lichaamshouding en de interactie met andere paarden, maar kijk ook naar zijn beweging en het eetgedrag.