1. POSITIE VAN DE JURYLEDEN BIJ SAMENGESTELDE WEDSTRIJDEN
a. Wanneer er 3 juryleden zijn nemen zij plaats bij C (voorzitter), bij V en bij P. Bij 2 juryleden nemen zij plaats bij C (voorzitter),en V of bij C en B.
b. Wanneer een dressuurproef door 5 juryleden wordt beoordeeld, mag als variant, naast de voorzitter van de jury bij C, R, S, V, P.
c. Afstand juryleden minimaal 3 meter van de ring.
2. POSITIE VAN DE JURYLEDEN BIJ DRESSUURWEDSTRIJDEN
Wanneer er 3 juryleden zijn nemen zij plaats bij C (voorzitter), B en E. Bij 2 juryleden nemen zij plaats bij C (voorzitter), B of E. Indien de ruimte dit niet toelaat nemen alle juryleden plaats aan de korte zijde bij C. De juryleden moeten minimaal 3 meter van de ring af zitten.
3. TOEKENNEN VAN DE PUNTEN
De juryleden kennen hun punten individueel toe en onderling overleg is niet meer geoorloofd zodra de deelnemer aan de proef is begonnen. Elke verandering van een figuur moet worden ingezet zodra de neus van het voorste paard het aangegeven punt heeft bereikt, tenzij in de proef anders is voorgeschreven.
4. SPANNEN
Tweespannen, tandems en vierspannen worden beoordeeld als één geheel en niet als individuele paarden.
5. GANGEN
De definitie van de gangen is van toepassing op alle typen en rassen paarden (zie bijlage 2).
6. BEGIN EN EINDE VAN DE PROEF
De proef start zodra de deelnemer de ring bij A binnenrijdt, tenzij het anders is bepaald, en eindigt na de groet aan het einde van de proef als het span voorwaarts gaat. Alle voorvallen voorafgaand aan het begin of na het einde van de proef hebben geen invloed op de cijfers. De deelnemer moet de ring verlaten, zoals voorgeschreven.