Mennen Artikel 439 - Wijze van aanspannen

 

  1. Richtlijnen voor het in- en aanspannen van het paard:
    a. Minimale afstand tussen paard en rijtuig uitgerust met beschermbeugels = 50 cm, bij gebruik van paddenstoelen = 40 cm gemeten wanneer het paard in de stengen staat.

    b. Dressuurrijtuig: paard - de afstand tussen de strengen dient minimaal 60 cm te zijn (pony’s 50 cm). De  strengen mogen elkaar niet kruisen en de zwengen mogen niet over de middellijn van het rijtuig steken.

    c. Marathonrijtuig: paard - de afstand tussen de strengen dient minimaal 55 cm (pony’s 50 cm) te zijn. De strengen mogen elkaar niet kruisen. De lengte disselriem of -ketting dient minimaal 30 cm te zijn gemeten vanaf het midden van de disselkop.

    d. De lengte van de T-verbinding vooraan de disselboom is minimaal 60 cm. Indien gemeten wordt vanaf het midden van de disselkop dient dit 30 cm te zijn inclusief eventuele snelsluiting. T-verbindingen mogen zich nooit achter enig deel van de schouder bevinden.

    e. Bij een vierspan paard moet het hoofdzweng minimaal één meter zijn en de zwengen van de voorpaarden minimaal 50 cm.

    f. Bij enkelspannen bedraagt de afstand tussen paard en rijtuig minimaal 50 cm gemeten wanneer het paard in de strengen staat.

    g. Voor alle enkelspanrubrieken geldt dat het paard moet zijn opgetuigd met een broek. Dit is onverminderd van toepassing bij geremde rijtuigen. Voor overige aanspanningen geldt dat deze verplicht  met broek gereden dienen te worden wanneer het rijtuig ongeremd is.


  2. In geval van een eerste overtreding van deze richtlijnen zal de jury een waarschuwing geven, welke ook aan de federatievertegenwoordiger wordt gemeld. De deelnemer moet direct de wijze aanspannen aanpassen, zodat deze correct is. Bij een tweede overtreding of het niet kunnen aanpassen volgt uitsluiting.

Naar het volgende artikel