1. De beoordeling van de techniek bestaat uit de uitvoering van de oefeningen (70%) en de moeilijkheidsgraad (30%) van de getoonde oefeningen.
2. In de klasse BB, B en L bestaat de beoordeling van het onderdeel techniek alleen uit het onderdeel uitvoering (100%).
3. De beoordeling van de moeilijkheid begint op het moment dat de (eerste) deelnemer het paard en/of de voltigesingel of pad aanraakt en eindigt wanneer de tijdslimiet verstreken is.
4. De beoordeling van de uitvoering begint op het moment dat de (eerste) deelnemer het paard en/of de voltigesingel of pad aanraakt en eindigt bij de afsprong van de (laatste) deelnemer.
5. Er worden 4 moeilijkheidsgraden onderscheiden, t.w.: E (eenvoudig), M (middel), D (zwaar), en voor solo klassen R (risico). De jury noteert op het beoordelingsprotocol het aantal getoonde oefeningen met de daaraan toegekende moeilijkheidsgraad. De waardering hiervoor staat in het Handboek Voltige. De moeilijkheidsgraad is onafhankelijk van de uitvoering. Oefeningen die nog nooit vertoond zijn en niet in het reglement zijn opgenomen, zullen door de jury, naar eigen inzicht, worden aangeduid.
6. Bij zowel solo, pas-de-deux als teams worden alleen volgehouden oefeningen geteld en naar waardering omgerekend voor de bepaling van de moeilijkheidsgraad.
7. De omschrijving van de beoordeling van het onderdeel techniek staat omschreven in FEI Code of Points.