Springen Artikel 204 - Parcours en meting

  1. Voor aanvang van de rubriek moet de jury het parcours lopen om de hindernissen te inspecteren. Het parcours is de weg die een deelnemer, vanaf het moment dat hij in de juiste richting door de start rijdt tot de finish, moet afleggen. De lengte van het parcours moet op de meter nauwkeurig worden gemeten, rekening houdende met de normale lijn die het paard, vooral in de wendingen volgt. Deze normale lijn moet door het midden van de hindernissen lopen. 
  2. Bij kampioenschappen, landenwedstrijden en grote prijzen moet de voorzitter van de jury - of zijn plaatsvervanger - zich er van verzekeren dat de parcoursbouwer het parcours juist heeft gemeten. Het is de jury toegestaan de toegestane tijd te wijzigen, indien de omstandigheden zoals genoemd in art. 204.3 zich voordoen. 
  3. Wanneer een rubriek eenmaal is begonnen, mag alléén de jury beslissen dat een ernstige vergissing is gemaakt bij de berekening van de lengte van het parcours. De jury moet hierover beslissen nadat maximaal drie deelnemers het parcours zonder ongehoorzaamheden, vallen of een andere onderbreking hebben afgelegd, maar voordat de eerstvolgende deelnemer is gestart. In dit geval heeft de jury de mogelijkheid de toegestane tijd te wijzigen. Het resultaat van de deelnemers, die het parcours hebben gesprongen voordat de toegestane tijd werd gewijzigd, zal  dan worden gecorrigeerd. Indien de toegestane tijd verlaagd wordt, kan dit alleen gedaan worden als geen van de  deelnemers, die zijn omloop beëindigd heeft, strafpunten krijgt door de wijziging van de toegestane tijd. 
  4. Wanneer de toestand van het terrein slecht wordt, mag de jury de snelheid zoals bepaald in het vraagprogramma voor de start van de eerste deelnemer aan de rubriek wijzigen. 
  5. De totale lengte van een parcours in meters mag nooit meer zijn dan het aantal hindernissen van het parcours,  vermenigvuldigd met 60. 
  6. De start- en de finishlijn mogen niet meer dan 15 meter en niet minder dan 6 meter van de eerste en laatste hindernis zijn verwijderd. Deze lijnen dienen te zijn voorzien van een geheel rode vlag aan de rechterzijde en een geheel witte vlag aan de linkerzijde. De startlijn en de finishlijn dienen tevens te worden gemarkeerd met de letters S  (=start) en F (=finish). 
  7. De aantallen hindernissen per klasse en hun maximum en minimum afmetingen bij normale springwedstrijden volgens tabel A zijn als volgt:

    Paarden:
    Bij springwedstrijden voor paardendeelnemers dient elke combinatie een parcours te springen van een hoogte zoals aangeduid in de benaming van de klasse. De breedte van de hindernissen mag maximaal 10 cm meer bedragen dan de hoogte. De breedte van een triple bar mag 20 cm meer bedragen dan de hoogte van de hindernis. In de barrage en bij een progressief springparcours (art. 269) mogen de maximale maten met 10 cm worden overschreden.

    Aantal hindernissen:
    Oppervlakte 800 - 1199 m2:
    Klasset/m 0.70m0.80/0.901.00/1.051.10*/1.15*1.20*/1.25*1.30*1.35 t/m1.50
    Aantal hindernissen7-97-97-98-98-98-9n.v.t.
    Dubbel-
    sprongen
    -11222 
    Drie-sprongen-------
    Oppervlakte 1200 m² of meer
    Klasset/m 0.700.80/0.901.00/1.051.10/1.151.20 t/m 1.50
    Aantal hindernissen9-109-109-109-109-12
    Dubbelsprongen-1122
    Driesprongen **----1
    *) Niet voor winstpunten
    **) Alleen toegestaan in plaats van een dubbelsprong vanaf de klasse 1.20, indien er ruimte is voor een rechte lijn van tenminste 50 m. In plaats van twee dubbelsprongen mogen er dan ook één dubbelsprong en één driesprong in het parcours worden opgenomen.

    Pony's: 
    Bij springwedstrijden voor ponydeelnemers dient elke combinatie een parcours te springen van een hoogte
    zoals aangeduid in de benaming van de klasse. De breedte van de hindernissen mag maximaal 10 cm meer bedragen dan de hoogte. De breedte van een triple bar mag 20 cm meer bedragen dan de hoogte van de hindernis. In de barrage en bij een progressief springparcours (art. 269) mogen de maximale maten met 10 cm worden overschreden.

    Aantal hindernissen:
    Oppervlakte 800 - 1199 m²:

    Klasset/m 0.700.85 t/m 1.051.10 t/m1.30*
    Aantal hindernissen8-98-98-9
    Dubbelsprongen-12
    Driesprongen---
    Oppervlakte 1200m² of meer:
    KlasseT/m 0.700.80 t/m 1.051.10 t/m 1.30
    Aantal hindernissen9-109-129-12
    Dubbelsprongen-12
    Driesprongen **--1
    *) Niet voor winstpunten
    **) Alleen toegestaan in plaats van een dubbelsprong vanaf de klasse 1.10, indien er ruimte is voor een rechte lijn van tenminste 50 m. In plaats van twee dubbelsprongen mogen er dan ook één dubbelsprong en één driesprong in het parcours worden opgenomen. 
  8. Sloot en hindernissen met water

    Paarden
    Bij alle springwedstrijden voor paarden vanaf de klasse 1.30 die buiten worden gehouden, is het aanbevolen een sloot (art. 211.1) in het parcours op te nemen. Bij springwedstrijden voor de klassen vanaf 1.10 is een sloot toegestaan.
    De maximale breedte van de sloot is als volgt:
    Klasset/m 1.051.10/1.151.20/1.251.30 t/m 1.50
     -2.50m3.00m4.00m
    e minimale breedte is voor alle klassen 2.50 m.
    Indien er geen sloot in het parcours is opgenomen, is het bij alle springwedstrijden voor paarden vanaf de klasse 1.10 die buiten worden gehouden, verplicht hierin een hindernis in combinatie met een Liverpool, art. 211.11 op te nemen.

    Pony's 
    Voor springwedstrijden voor pony's die buiten worden gehouden, is het toegestaan een sloot in het parcours op te nemen vanaf de klasse 0.90.

    De maximale breedte van de sloot is als volgt:
    Klasset/m 0.700.800.901.001.10 t/m 1.30
    Categorie A/Bnvtnvtnvtnvt
    Categorie C--1.50m2.50mnvt
    Categorie D/E--1.50m2.50m3.00 m
    De minimale breedte is voor de klasse 0.90 is 1.00 m en voor de klassen 1.00 t/m 1.30; 2.00 m. 

Naar het volgende artikel