Bijlage 2 - Protocol ernstig gewond of gestorven paard

A. Bij een ernstig ongeval:

  1. De Behandelend Dierenarts wordt direct gewaarschuwd (of direct opgeroepen).
  2. Door de Behandelend Dierenarts wordt in overleg met de Federatievertegenwoordiger en de (voorzitter van
    de) jury een rapport opgesteld over de situatie/het ongeval. Hierin worden tevens de gegevens van de deelnemer en de eigenaar vermeld, alsmede het levensnummer en andere identificatiegegevens van het paard. Indien mogelijk worden kopieën van het paardenpaspoort gemaakt en aan de rapportage toegevoegd. Tevens wordt vermeld of het paard verzekerd is en, indien mogelijk, bij welke verzekeringsmaatschappij en onder welk polisnummer. Ook moet worden aangegeven of bloed- en/of urinemonsters zijn afgenomen van het paard voor een controle op ongeoorloofde middelen.
  3. Na het verlenen van de eerste hulp door de behandelend dierenarts, besluit deze of verdere behandeling moet  plaats vinden in een daarvoor aangewezen kliniek. De behandelend dierenarts treft alle medicamenteuze voorzorgsmaatregelen om het paard veilig te vervoeren. Het paard wordt staand, of desnoods liggend, naar de dichtstbijzijnde verwijskliniek vervoerd, die bereid is het paard op te nemen.
    Geadviseerd wordt dit tevoren te overleggen met een nabijgelegen verwijskliniek en ervoor te zorgen dat
    het telefoonnummer van deze kliniek beschikbaar is. Het vervoer naar de verwijskliniek dient door de
    deelnemer en/of de verwijskliniek en/of de wedstrijdorganisatie te worden geregeld.
  4. Indien een Controlerend Dierenarts aanwezig is (of opgeroepen wordt), wordt, indien de toestand van het
    paard dit toelaat en indien dit niet nadelig is voor de geboden snelheid van (be)handelen, geprobeerd urine
    en/of bloed van het desbetreffende paard te verkrijgen. De monsters worden door de Controlerend
    Dierenarts verzegeld en verstuurd naar een door het KNHS-bestuur aan te wijzen laboratorium. Indien er
    geen urine en/of bloed van het desbetreffende paard door de Controlerend Dierenarts is afgenomen wordt
    dit door de verwijskliniek afgenomen.
  5. In de verwijskliniek wordt het paard verder onderzocht en zonodig geëuthanaseerd in overleg met de
    deelnemer die dit voorafgaand aan de euthanasie dient af te stemmen met de eigenaar. Indien de ruiter of
    eigenaar niet aanwezig of bereikbaar zijn en er duidelijk sprake is van zinloos lijden zonder uitzicht op
    herstel, dient de behandelend dierenarts deze beslissing te nemen. In dit geval dient er sectie op het
    gestorven paard verricht te worden. Zie voor de verdere afhandeling onder B (punt 11 en verder) en C.
  6. Zonodig wordt een perswoordvoerder aangesteld en/of een korte persmededeling opgesteld.
  7. Wanneer zich een ernstig voorval voordoet tijdens een KNHS-wedstrijd wordt dit binnen 12 uur na de
    wedstrijd telefonisch of per e-mail door de Federatievertegenwoordiger aan de KNHS gemeld.
  8. Wanneer zich een ernstig voorval voordoet tijdens een internationale wedstrijd draagt de
    wedstrijdorganisatie er zorg voor, dat dit binnen 12 uur na de desbetreffende wedstrijd telefonisch of per email door de dienstdoende Nederlandse FEI-dierenarts of een Nederlandse official aan de KNHS wordt
    gemeld.

B. Paard overlijdt of moet worden geëuthanaseerd:

  1. Paarden, die tijdens een wedstrijd onwel worden of een ongeluk krijgen, mogen als behandeling niet meer
    mogelijk is en direct ingrijpen noodzakelijk is, uitsluitend geëuthanaseerd worden door de Behandelend
    Dierenarts of wanneer de deelnemer (na voorafgaand overleg met de eigenaar) dit wenst door de privédierenarts. Noodslachting is niet toegestaan.
  2. Wanneer een paard overlijdt, dient het overlijden te worden vastgesteld door de Behandelend Dierenarts.
    Indien de Behandelend Dierenarts niet fysiek aanwezig is, dient deze direct te worden opgeroepen.
  3. Na het overlijden of euthanaseren van het paard op een KNHS-wedstrijd of bij overlijden of euthanasie op de dag van de KNHS-wedstrijd in de verwijskliniek dient altijd sectie (postmortaal onderzoek) door de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) te worden uitgevoerd.
  4. Indien mogelijk, verkrijgt de Controlerend Dierenarts bloed en/of urine van het desbetreffende paard. Indien
    er geen Controlerend Dierenarts aanwezig is zal de Behandelend Dierenarts bloed- en /of urinemonsters
    nemen en deze bij het ophalen van het overleden paard aan de GD overdragen en vervolgens worden deze
    door de GD verzegeld en verstuurd naar een door het KNHS-bestuur aan te wijzen laboratorium.
  5. De sectie op het overleden paard wordt uitgevoerd door de GD te Deventer na verwijzing door de
    Behandelend Dierenarts of de verwijskliniek. De dienstdoende Federatievertegenwoordiger, voorzitter van
    de jury dan wel andere daartoe aangewezen KNHS-official informeert de GD via het volgende meldnummer
    (speciaal telefoonnummer voor KNHS-secties) 088 202 5500. De GD neemt vervolgens contact op met de
    melder en zal het overleden paard zo spoedig mogelijk op het opgegeven adres ophalen. De desbetreffende
    KNHS-official ziet er vervolgens op toe dat de procedure zoals beschreven in dit protocol wordt gevolgd.
  6. De GD zal het overleden paard slechts afvoeren na invulling door de dierenarts van het desbetreffende
    GD inzendformulier. Op het inzendformulier staat duidelijk vermeld of de GD nog moet proberen bloed en/of
    urine af te nemen of dat dit reeds is afgenomen. 
  7. De sectie wordt door de patholoog uitgevoerd op de eerstvolgende werkdag tenzij de eigenaar of zijn
    verzekeringsmaatschappij in het weekend verzoekt om een directe sectie (dit brengt extra kosten met zich
    mee voor de opdrachtgever). De patholoog zal na de sectie contact opnemen met de Behandelend
    Dierenarts. 

C. Sectie door de GD op het tijdens een KNHS-wedstrijd of in de verwijskliniek gestorven paard:

  1. De gegevens van het gestorven paard, zoals vermeld op het inzendformulier van de Behandelend Dierenarts, worden gecontroleerd door de dienstdoende patholoog. Bij twijfel wordt materiaal (haarwortels) afgenomen en bewaard voor DNA-onderzoek.
  2. Op het inzendformulier moet duidelijk vermeld staan of de GD nog moet proberen bloed en/of urine af te nemen of dat dit reeds is afgenomen. De GD zal indien nodig alsnog proberen urine en serum te verzamelen voor een controle op ongeoorloofde middelen.
  3. De monsters worden verzegeld en verstuurd naar een door het KNHS-bestuur aan te wijzen laboratorium.
  4. Er wordt een normale sectie uitgevoerd. Indien de GD aanleiding ziet voor aanvullend onderzoek zal zij de KNHS hiervoor toestemming vragen.
  5. Alle kosten van de sectie worden betaald door de KNHS.
  6. Bijkomende kosten (wanneer bijvoorbeeld een directe sectie buiten werkuren wordt geëist door de verzekeringsmaatschappij) worden door de KNHS doorberekend aan de deelnemer. 
  7.  Het volledige sectierapport wordt door de GD verzonden naar de KNHS, die de deelnemer een afschrift stuurt en –wanneer nodig– maatregelen neemt.